Anton de Kom
Cornelis Gerhard Anton de Kom (Paramaribo, 22 februari 1898 – Kamp Sandbostel (Neuengamme), 24 of 29 april 1945) was een Surinaams anti-koloniale schrijver, nationalist en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
De Kom werd geboren als zoon van de boer Adolf Damon de Kom en Judith Jacoba Dulder. Zijn vader was nog als slaaf geboren; zoals vaker gebeurde is de familienaam een omkering van de naam van de slaveneigenaar, Mok geheten.
De Kom volgde de lagere school en de Mulo, en haalde het diploma boekhouden. Hij werkte bij de Balata Compagnieën Suriname en Guyana. Op 29 juli 1920 nam hij ontslag en verhuisde naar Haïti, waar hij ging werken bij de Societé Commerciale Hollandaise Transatlantique. In 1921 vertrok hij naar Nederland. Hij deed een jaar vrijwillig dienst bij de Huzaren. In 1922 ging hij bij een adviesbureau in Den Haag werken. Daar werd hij een jaar later wegens een reorganisatie ontslagen, waarna hij vertegenwoordiger in koffie, thee en tabak werd voor de Haagse koffiebranderij Reuser en Smulders. Hier leerde hij zijn latere echtgenote kennen. Naast zijn werk was hij in tal van linkse organisaties actief, onder meer bij nationalistische organisaties van Indische studenten, en bij Links Richten.
De Kom vertrok op 20 december 1932 met zijn gezin naar Suriname, waar hij op 4 januari 1933 aankwam. Vanaf dat moment werd hij door het koloniale gezag scherp in de gaten gehouden. Hij vestigde een adviesbureau op het erf van het huis van zijn ouders. Op 1 februari werd hij gearresteerd terwijl hij met een grote groep aanhangers op weg was naar gouverneur A.A.L. Rutgers. Zowel op 3 februari als een dag daarna verzamelden zijn aanhangers zich voor het kantoor van de procureur-generaal, om vrijlating van De Kom te eisen. Op 7 februari kwam een grote menigte bijeen op het Gouvernementsplein. Het gerucht ging dat De Kom zou worden vrijgelaten. Toen de menigte het plein niet wilde verlaten opende de politie het vuur. Er vielen twee doden en 30 gewonden. Deze dag staat sindsdien bekend als Zwarte dinsdag.
Op 10 mei werd De Kom op een schip naar Nederland gezet. Hij had weinig keuze; nog maandenlang vastzitten zonder vorm van proces, of met zijn gezin weer terugkeren naar Nederland. Hij vond in Nederland geen regulier werk en schreef verder aan zijn boek “Wij slaven van Suriname” dat in 1934 in gecensureerde vorm verscheen. De Kom deed mee aan werklozenacties en werd in 1939 ingezet bij de Werkverschaffing. Voor de oorlog hield hij op communistische bijeenkomsten lezingen over het kolonialisme; hij had regelmatig contact met de Haagse communistische auteur Nico Wijnen.
Na de Duitse inval in 1940, sloot De Kom zich aan bij het communistisch georiënteerde Nederlands verzet. Hij schreef op verzoek van Nico Wijnen artikelen voor o.a. het communistische verzetsblad De Vonk. Op 7 augustus 1944 werd hij gearresteerd. Hij werd gevangengezet in de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) en werd diezelfde maand overgeplaatst naar Kamp Vught. Begin september 1944 kwam hij in Sachsenhausen terecht, waar hij moest werken voor de Heinkel vliegtuigfabriek. De Kom overleed op 24 april 1945 aan tuberculose in Kamp Sandbostel bij Bremervörde, een zogeheten buitenkamp van concentratiekamp Neuengamme. Hij werd begraven in een massagraf. In 1960 werden zijn stoffelijke resten gevonden en overgebracht naar Nederland. Ze zijn bijgezet op de erebegraafplaats te Loenen. Postuum werd hem in 1982 het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
De Kom was gehuwd met Petronella Borsboom. Het echtpaar had vier kinderen. Hun zoon Cees de Kom woont in Suriname. Judith de Kom kreeg bekendheid als voordrachtskunstenares. Hun kleinzoon is de dichter en psychiater Antoine de Kom.
Een aantal wegen, pleinen en instituten is vernoemd naar De Kom. Een aantal voorbeelden:
De Universiteit van Suriname, de Anton de Kom Universiteit.
In Den Haag, stadsdeel Loosduinen, ligt de Anton de Komstraat.
In Paramaribo, ligt de Anton de Komstraat.
In Amsterdam, het Anton de Komplein, ten oosten van het Bijlmerplein en de Amsterdamse Poort.
Van De Koms werken is veel verdwenen. Zijn belangrijkste werk is een historisch essay dat voor de nationalistische bewustwording van Surinamers van groot belang is geweest: Wij slaven van Suriname (1934). Van zijn ongepubliceerde roman Ons bloed is rood verscheen een fragment in het tijdschrift Adek (1983, nr. 5), van het filmscript Tjiboe is een stuk opgenomen in de bloemlezing Verhalen van Surinaamse schrijvers (1989). ln 1969 verschenen gedichten onder de titel “Strijden ga ik” (Stichting tot behoud en stimulatie van Surinaamse Kunst, Kultuur en Wetenschap). Zijn politieke geschriften en toespraken werden aangekondigd onder de titel A. De Kom spreekt door het Anton de Kom/Abraham Behr-Instituut, maar die uitgave is nooit verschenen.
Eind 2008 zorgde de Vereniging Ons Suriname ervoor dat een groot aantal literaire manuscripten boven water kwam. In de jaren zestig waren ze in leen gegeven aan Surinaamse studenten in Leiden en sindsdien spoorloos verdwenen. Het ging om enkele versies van het filmscenario Tjiboe, om delen van twee romans (Ons bloed is rood en Om een hap rijst) en om een bundel Anansi-vertellingen, verhalen over de spin Anansi, door De Kom aangeduid als Anangsieh.
Op 24 februari 2009 vond de overdracht plaats van het literaire archief van Anton de Kom – door zijn kinderen Ad en Judith – aan prof.dr. Michiel van Kempen van de Universiteit van Amsterdam. Het archief, dat ook de handschriften van De Koms gedichten bevat, wordt beschikbaar gesteld voor onderzoekers middels digitalisering. Dit archief zal op termijn terechtkomen in het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag.
(Gebaseerd op Wikipedia)
Wij slaven van Suriname (1934) (eerste uitgave 1934, eerste ongecensureerde uitgave 1971) Taal: Nederlands | Meer info / Bestellen |